Home > Ambtelijke taal
46. Tweede verdiener (20-5-2007)

 

Ik denk even dat ik het verkeerd lees. Maar het staat er echt: ‘ tweede verdiener’. Geen tweeverdiener, de helft van een stel dat allebei een inkomen heeft. Vaak is dat een redelijk tot goed inkomen. Tweeverdieners staan in veler ogen gelijk aan mensen die het breed hebben, ze hebben maar mooi twee inkomens. Nee, er staat echt ‘tweede verdiener’.

 

Tweede verdiener is een term uit dezelfde stal. Het gaat ook over twee mensen die samen een inkomen hebben. Het verschil is dat het inkomen van de tweede verdiener (flink) lager is dan dat van de eerste verdiener. De tweede verdiener werkt vaak maar weinig uren en is daarmee doelwit van economen en politici die vinden dat mensen meer moeten werken om de arbeidsmarkt en de economie draaiende te houden. Tweede verdiener is dus een bijzondere vorm van tweeverdiener, de term geeft een rangorde aan. Het is in feite een huishoudtelwoord.

 

Is tweede verdiener daarmee een acceptabel Nederlands woord? Ja en nee, zou ik zeggen. Ja, omdat het simpelweg bestaat. Taal is een levend organisme, nieuwe woorden komen en oude woorden gaan. Ooit keken we vast ook raar aan tegen de term tweeverdiener, nu niet meer. De internetzoekmachine Google geeft bij het woord tweede verdiener ruim zevenhonderd treffers. Niet veel, maar toch. Bovendien kun je ongeveer vermoeden wat het woord betekent, het vinden van de betekenis is geen onoplosbaar raadsel. Dat vind ik persoonlijk een belangrijk element in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van een nieuwe (vak)term.

 

Toch kun je ook vraagtekens zetten bij dit soort vaktermen, jargon genoemd. De groep mensen die echt weet wat ermee bedoeld wordt, is klein. Zo’n vakterm staat ook zelden of nooit op zich maar kom je vaak tegen tegelijk andere vergelijkbare vaktaal. En dan loopt de begrijpelijkheid van de zinnen al snel terug..

 

Neem de volgende zin in een klein bericht op de website van het Centraal Planbureau: ‘De komst van kinderen blijkt een belangrijke determinant van het spaargedrag van huishoudens over de levensloop en van de participatie van de tweede verdiener in het huishouden’. Tsja, daar sta je met al die vaktermen bij elkaar: levensloop, tweede verdiener, participatie, spaargedrag, determinant. Probeer nu maar eens snel te begrijpen wat hier staat. Mij lukt het in ieder geval niet.

 

Zo bezien is het verstandig voorzichtig te zijn met dit soort termen. Gebruik je een term als tweede verdiener toch, leg dan goed uit wat je ermee bedoelt. Voorlopig is het echt nog vaktaal. De term heeft in het taalgebruik niet de redelijk geaccepteerde status van tweeverdiener. Nog niet, over tien jaar is dat vast anders. Tot die tijd is een voetnoot of een verklarende woordenlijst een goed maar helaas veel te weinig gebruikt middel om duidelijk te maken wat de term betekent.[1] Of wordt de term uiteindelijk een voetnoot in de geschiedenis?

 

Wie het weet......

 

 



[1] Tweede verdiener: persoon in een huishouden van twee volwassenen die het minste verdient; werkt doorgaans in deeltijd.


Deze website is powered by: Mail de webmaster hier