Home > Ambtelijke taal
19. Vraaguitval (20-1-2007)

 

Opgepast, we hebben te maken met vraaguitval! Dat verwacht je  niet meteen in een sector als de zorg die wordt gekenmerkt door een alsmaar stijgende vraag. Maar toch kwam ik deze op zich keurige term laatst tegen in een brief aan de Tweede Kamer.

 

Wie op de middelbare school de beide delen ‘Kern van de economie’ van Arnold Heertje heeft doorgeworsteld, weet vast wat vraaguitval is. Maar een argeloze lezer die zich vooral bezighoudt met (meer) handen aan het bed, de deugdelijkheid van geneesmiddelen of de breedtesport fronst wellicht de wenkbrauwen.

 

Vraaguitval betekent simpelweg dat er minder vraag is naar een product (dan verwacht). Het is beter dat ook zo op te schrijven. De gedaalde vraag kan diverse redenen hebben: het product is te duur, uit de mode, ondeugdelijk of het staat in een kwade reuk, zoals destijds het biermerk Buckler.

 

De rekenmeesters bij VWS likken hun vingers af bij de term: vraaguitval leidt immers tot minder uitgaven. Althans op de korte termijn. Want vraaguitval bij de fitness leidt op de lange duur vast en zeker tot hogere kosten in de zorg. Maar ook daar kunnen economen heel goed mee uit de voeten: wie dan (nog) leeft, wie dan zorgt.


Deze website is powered by: Mail de webmaster hier