Home > Ambtelijke taal
174. Goede bedoelingen (1-12-2008)

 

Het is de bedoeling de Arbeidsinspectie een rol te geven bij het voorkómen van ongelijke beloning door werkgevers hier op aan te spreken en te verplichten tot onderzoek”, schrijft staatssecretaris Aboutaleb aan de Tweede Kamer. En hij vervolgt: “Het is mijn bedoeling dat de Arbeidsinspectie - naar aanleiding van signalen van organisaties als de CGB, vakbonden en ondernemingsraden – met werkgevers in overleg treedt en loongegevens opvraagt.”

 

De bedoeling van deze zinnen is duidelijk: we gaan meer doen tegen ongelijke beloning bij bedrijven. Maar voor de lezer rijst onmiddellijk de vraag of het ook gebeurt. Is dat het geval, schrijf het dan ook zo op. Bijvoorbeeld: “De Arbeidsinspectie gaat voortaan werkgevers aanspreken op ongelijke beloning en hen verplichten daar onderzoek naar te doen.” Dat is tenminste duidelijk.

 

Het kan ook zijn dat de staatssecretaris nog niet honderd procent zeker van zijn zaak is. Misschien heeft hij nog geen geld, ontbreekt de menskracht of moet hij nog met deze of gene overleggen. Dat kan heel goed, maar dan verdient zo’n voorbehoud ook een plek in de brief. Vervolgens kun je aangeven wanneer de bedoeling in daden wordt omgezet. Op die manier wordt een bedoeling voorspelbaar en weet een lezer ook waar hij of zij op kan rekenen.

 

Zoals het er nu staat, blijft een ogenschijnlijk heldere tekst toch enigszins in de mist hangen. Ik weet niet of dat nu de bedoeling is van duidelijke overheidstaal.


Deze website is powered by: Mail de webmaster hier