Home > Ambtelijke taal
111. Snoezelen (1-3-2008)

Tussen ‘snoeverig’ en ‘snoezepoes’ treft u in de laatste editie van de Van Dale het werkwoord ‘snoezelen’aan. Dit woord is tamelijk nieuw: in de voorlaatste editie ontbrak het nog. Onbekend is het woord wellicht ook. Het onderzoeksinstituut Nivel meldde ooit in een persbericht vol trots dat een medewerkster van het instituut met ‘snoezelonderzoek’ de Volksgezondheidsprijs had gewonnen.

 

Het snoeverige persbericht snoezelde wat af over het ‘snoezelen’, een kennelijk vernieuwende vorm van zorg. De onderzoekster is gepromoveerd op ‘snoezelonderzoek’ in ‘snoezelkamers’ van verpleeghuizen waar dementerenden op speciale ‘snoezelmomenten’ met ‘snoezelmaterialen’ door ‘snoezelende verzorgden’ verzorgd worden. Die verzorgenden hebben dat allemaal niet tijdens de opleiding geleerd maar op aparte ‘snoezelcursussen’.

 

Het is altijd hollen of stilstaan in de zorg als het om taal gaat. Ik hou van een mooi nieuw woord op z’n tijd. Maar in de zorg gaan meteen alle remmen los en regent het aanpalende termen. Vaak is zo’n woord nogal modieus, vroeger heette snoezelen empathisch: een beetje lief en aardig zijn en een luisterend oor bieden. Maar tegenwoordig is het een wetenschappelijk onderbouwde methode om het leven van mensen in verpleeghuizen te zo veel mogelijk te veraangenamen.

 

Ik voorspel dat de opvolger van snoezelen in het kader van een meer activerende benadering in de zorg het aloude ‘stoeien’ wordt. En dan promoveert vast ook wel ergens iemand op ‘stoeionderzoek’ in ‘stoeikamers’ op ‘stoeimomenten’ met speciaal opgeleide ‘stoeiende verzorgenden’. Stoeipoezen in de zorg, dat is pas vernieuwend.


Deze website is powered by: Mail de webmaster hier