Home > Ambtelijke taal
87. Autoriteit (15-11-2007)

Raar volkje zijn we toch. Ons imago mag dan liberaal en vrijgevochten zijn, de laatste jaren zijn we weer driftig op zoek naar autoriteit. Alsof we niet zonder een stok-achter-de-deur kunnen. De ene na de andere autoriteit ziet het licht, het lijkt wel of een gewone toezichthouder niet meer toereikend is.

 

Deze trend infecteert uiteraard ook de Nederlandse taal. Ga maar na: eerst was er de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) die moet kijken of het Nederlandse bedrijfsleven geen stiekeme prijsafspraken in achterkamertjes maakt. De Opta, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, doet dit werk bij de telefoon- en communicatieaanbiedersBedrijven die misbruik (trachten te) maken van de beurs worden aangepakt door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Dan is er nog een Zorgautoriteit die naar de zorginstellingen kijkt. En het ministerie van Economische Zaken heeft een Consumenten Autoriteit in het leven geroepen.

 

Taalkundig heb je weinig aan al die autoriteiten. Want wat is een autoriteit? Het is een vaag begrip dat veel mensen de wenkbrauwen doet fronsen. Dat komt omdat het cruciale woord toezicht – zoals in ‘ouderwetse’ termen als College Toezicht Bouw – is verdwenen en daarmee gelijk ook de duidelijkheid.

Bij het woord toezicht weet je waar je aan toe bent: wanneer iemand toezicht houdt op mijn kinderen weet ik dat diegene waarschijnlijk goed op mijn kinderen let en ze zo nodig in het gareel houdt.

Maar wanneer ik iemand autoriteit geef over mijn kinderen, tsja, dan …


Deze website is powered by: Mail de webmaster hier