Home > Ambtelijke taal
86. Afzeiken (10-11-2007)

Niet iedereen is altijd even blij met kritische stukjes over ambtelijke taal. Of dat terecht is of niet, laat ik graag aan het oordeel van u als lezer over. Iets anders is als de bedoeling van de rubriek niet goed overkomt. Zo verweet iemand mij in een mail ooit een ‘afzeikcultuur’ in de stukjes. De auteur knipte voorheen de taalstukjes uit om die op de muur te plakken, maar nu hoeft het van haar niet meer, te negatief allemaal.

 

Dat is natuurlijk niet de bedoeling. De stukjes zijn bovendien geen doel op zich, maar slechts een middel. Dat ze vaak kritisch zijn, is onontkoombaar, van fouten leer je nu eenmaal het meest. De stukjes zijn echter niet bedoeld om iets of iemand af te zeiken, ze zijn bedoeld om collegae aan te sporen eens wat anders naar een tekst te kijken, bepaalde fouten te vermijden of om discussie los te maken. Dat is hard nodig, zo geweldig is het ambtelijke taalgebruik niet.

 

Natuurlijk gaat er ook veel goed met het taalgebruik in de brieven van Haagse departementen. Ik heb dat zelf ervaren bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waar ik van 2002 tot 2006 als notadokter werkte. Zonder nu meteen een  ‘bewierookcultuur’ te introduceren, noem ik het voorbeeld van een brief over oorlogsgetroffenen. Die bevatttal van afkortingen van instellingen en wetten. Maar al te vaak worden die afkortingen niet uitgelegd. De lezer kan dan slechts gissen om welke wet of instelling het gaat.

 

De auteur van deze brief doet dat gelukkig anders: alle (tien) termen worden eerst voluit geschreven, met tussen haakjes de afkorting. Vervolgens hanteert de auteur in de rest van de brief de afkorting. Dat mag, want je weet dan waar de afkorting voor staat. Zo gaat het de hele brief door, heel consequent en zorgvuldig.

Wat kan het schrijfleven toch fijn zijn.


Deze website is powered by: Mail de webmaster hier